zondag 30 mei 2010

De Toverdrank (4)

We hebben inmiddels de generale repetitie gehad en gisteren een eerste uitvoering.
De premiere was het nog niet want die staat voor morgen gepland, maar het zat helemaal vol. Een groot aantal buitenlandse bezoekers was in Rotterdam voor een bijeenkomst van Opera Europa. Mensen die er verstand van hebben, dus. En mensen die het konden waarderen, zo bleek uit de aandacht tijdens de voorstelling en het enthousiasme na afloop.
Zelf hadden we ook het gevoel dat we een sprong voorwaarts hebben gemaakt.
Dat gaat dan natuurlijk niet meer over de vraag of noten zuiver zijn en op hun plaats, of het samenspel klopt, allemaal al lastig genoeg, maar vooral over spanningsopbouw, over het overbrengen en doseren van emoties. Dat proces begint eigenlijk pas goed bij de uitvoeringen voor publiek.

Dan merk je ook hoe knap Martin dat gecomponeerd heeft. De afwisseling van koorgedeeltes en solo-scenes lijkt allemaal te kloppen. Ik weet niet hoe, maar hij heeft een balans gevonden die werkt. Elke scene, elk tableau heeft zijn eigen spanningsboog, met vaak een climax in de tweede helft. Meestal eindigt het zacht, met een diminuendo, om plaats te maken voor de volgende. Een uitzondering is de openings-scene  van de Derde acte, waar de lage strijkers en piano met een groot accent juist een uitroepteken neerzetten: Tristan heeft met zijn trouwbelofte zijn eigen doodvonnis getekend.
En merkwaardig genoeg ook de Epiloog, die wel zacht eindigt, maar zonder weg te sterven. Positief, naar de toekomst gericht. Het laatste woord is 'amour'.
En dat laatste accoord is B majeur. Gewoon tonaal. Hoewel de terts als het ware verstopt zit in een enkele vioolstem. Toevallig - meer zal het toch niet zijn? - eindigde Wagner zijn Tristan und Isolde met precies dezelfde harmonie. Ik moet toegeven dat ik naar meer overeenkomsten gezocht heb, maar beide werelden liggen toch erg ver van elkaar verwijderd. Zowel in muzikale taal als in de keuze van welk gedeelte van de oude legende verteld wordt. De misschien wat verwarrende aanwezigheid van een tweede Iseut bijvoorbeeld, is bij Wagner afwezig.

Een van de meest ontroerende momenten, juist door de ervaring van die spanningsboog, door het gevoel dat het verhaal bijna afloopt, is voor mij het slot van de Eerste acte. De golvende zee uit het 2e tableau keert terug, nu in een rustiger tempo. Het koor zingt unisono over het vallen van de avond en de geliefden die zich aan elkaar hebben overgegeven. Ook hier eindigen ze met 'amour', maar het allerlaatste woord is aan de instrumenten, molto espressivo. Zo klonk het slot van de eerste versie, toen Martin de andere actes nog niet toegevoegd had. Na het heftige verloop van de scene, waarin Iseut zichzelf verwijt dat ze Tristan niet gedood had toen het kon, ze elkaar vervolgens kussen en Branghien waanzinnig wordt van schuldgevoelens, voelt dit bijna als de coda van een Bruckner-symfonie.
Hoe doet Frank Martin dat, met zulke eenvoudige middelen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten