maandag 20 september 2010

Tremolo

September 2010 lijkt voor Yannick in Rotterdam de maand van de Grote Symfonie te gaan worden.
Mahler 2 is al geweest, als festival-afsluiting en exportprodukt voor Parijs en Brussel, Mahler 3 klinkt op de laatste dag van september en tussendoor zit nog de Zevende van Bruckner, die ook mee naar Parijs gaat.

Het is misschien (nog?) niet het repertoire waar het publiek Yannick het meest mee associeert, maar de allereerste keer dat ik zijn naam ooit hoorde, jaren geleden, was toen zijn cd-opname van de Vierde Mahler uitkwam. Het zal een van de vroegste opnames met zijn orkest in Montreal geweest zijn, maar toen al wist hij de aandacht van de internationale pers op zich te vestigen. Als ik nu zijn cd-produktie overzie, lijkt hij zich daar sindsdien meer op Bruckner te hebben gericht.

Als orkest hebben we altijd meer met Mahler gehad, maar dat zal vast voor de meeste orkesten gelden. Hij componeerde met de ervaringen van de dirigent en wist voor ieder instrument uitdagende partijen te schrijven. Bruckner bleef in hart en nieren de organist, diep-religieus en idolaat van Richard Wagner. Een interessante combinatie. Bij hem is de samenklank veel belangrijker. Prachtige accoorden voor de kopersectie, met, in deze symfonie, een bijzondere rol voor het kwartet wagner-tuba's.

Een voor Bruckner typisch voorbeeld van samenklank is het strijkerstremolo, waarmee het eerste deel begint. De violen leggen in de hoogte een harmonie neer, voordat de celli met hun eindeloze melodie inzetten. Alleen al hierom is dit een van mijn favoriete Bruckners.
Dat tremolo moet bijna onhoorbaar zijn, meer een geur van wierook, een vaag schijnsel van zonlicht, waarin de melodie kan gedijen. De speelwijze is er een van snel heen en weer strijken, zodat je geen losse noten, geen ritmes hoort, maar een klankvlak.
Een speciale manier om dat te bereiken heb ik ooit tijdens de video-registratie van een repetitie in Berlijn gezien. Sergiu Celibidache dirigeerde, voor het eerst na een breuk van bijna veertig jaar, weer de Philharmoniker en nam uitgebreid de tijd om zijn bijzondere visie op dit toporkest over te brengen. De klank die hij voor deze openingsmaten zocht kon alleen bereikt worden als alle violisten streken in een rustig tempo, dat bij ieder individueel afweek van dat van de buurman. Voor elke speler die het waagde om toch in een hoge versnelling te gaan, zoals gebruikelijk, werd afgeslagen en opnieuw begonnen.
Het uiteindelijke resultaat was een prachtige ontspannen klank. Misschien niet het ideaal voor elke dirigent - we hebben dit met Simon Rattle ook weleens gedaan -, en zeker niet voor elk stuk, maar het is op zijn minst interessant om te merken hoeveel variatie je kunt bereiken met de manier waarop het tremolo gespeeld wordt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten