maandag 13 februari 2012

Top tien

Vroeger was het formeren van hitlijsten toch uitsluitend iets voor de populaire muziekbranche.
De Top 40 of Top 100 waren begrippen waar rekening mee gehouden werd.
Inmiddels zie je dat bij de klassieke muziek ook weleens, maar  dan zonder enige consequenties. Vooral voor radio-programma's kan het een handvat bieden.

Het zegt natuurlijk weinig, zo'n rating, maar ik heb me er ook nog weleens mee bezig gehouden.
Lijstjes maken met vrienden; wie is de beste levende dirigent, of wat is je favoriete Mozart-opera?
Welke cellist of violist, 'dead or alive', is de absolute top.
En eigenlijk was het resultaat totaal niet belangrijk, dat kon ook per dag verschillen, maar de discussies die je er over kon voeren, de voorbeelden die je moest aandragen, maakten het boeiend.

Internet is daar een ideaal medium voor.
Wat is nou het mooiste vioolconcert uit het repertoire, of de mooiste tien?
En dan vind je zo twee 'top ten'-lijsten:
http://www.articlesbase.com/music-articles/top-10-violin-concertos-of-all-time-158692.html  en http://www.thecultureclub.net/2007/10/24/the-top-ten-best-violin-concertos-of-all-time/.
En er zullen er vast nog veel meer zijn, maar deze twee zijn voldoende illustratief.
Een aantal onmisbare namen staan inderdaad op allebei de lijsten: Beethoven, Brahms, Mozart. Bach staat maar op één van beide, en dan nog met zijn dubbelconcert. Sibelius wordt gedeeld, evenals het Eerste van Sjostakovitsj, wat ik opmerkelijk vind, maar eigenlijk wel leuk. Tsjaikovsky lijkt logisch, maar zou er bij mij niet op staan, net zo min als Elgar, Paganini of Strawinsky. Alban Berg en Bartok 2 staan hoog bij mij. En Mendelssohn zou ik op elke lijst verwachten.
Even uit de losse pols: Beethoven, Brahms, Bach E majeur, Mendelssohn, Mozart G majeur, Berg, Bartok 2, Sibelius, Sjostakovitsj 1, Prokofjev 2.


Beethovens concert heeft voor velen een onaantastbare status. Bij beiden, en bij mij, is hij nummer 1: 'noble, serene and perfectly balanced', 'The Gentle Giant'. Itzhak Perlman noemt het ook het moeilijkste vioolconcert, juist omdat het zo simpel is. Je kunt je nergens achter verschuilen. Mooi van vorm met het zwaartepunt in het eerste deel. Daarin komt de solist, die lang op zijn eerste inzet moet wachten, nauwelijks aan het spelen van thema's toe. Het zijn voornamelijk omspelingen terwijl het orkest de melodieën laat horen. Het concert is niet gericht op virtuositeit en van een wedstrijd tussen solist en orkest is ook geen sprake. Lyriek, grandeur, evenwicht, menselijkheid. Waarin schuilt het geheim van dit meesterwerk?







En de volgende vraag; welke opname is de mooiste?
Sinds lang staat een lp met Menuhin, Furtwängler en het Festivalorkest uit Luzern voor mij bovenaan.
Er zijn de laatste jaren natuurlijk al weer veel opnames uitgebracht, oud en nieuw, misschien wel mooiere dan deze, maar ik wil deze eigenlijk eerst nog eens goed beluisteren.
Op youtube vind ik de versie niet meteen, maar wel een live-uitvoering met het orkest in Berlijn, ook uit 1947:

Ik wist niet dat er een opname van een live-concert bestond, een paar maanden later uitgevoerd, maar hij blijkt zeker zo indrukwekkend te zijn. En misschien als symbool nog wel sterker. Wilhelm Furtwängler was in de nazi-periode in Duitsland blijven dirigeren, wat hem door velen, zeker Joodse musici, is kwalijk genomen. Menuhin heeft zich intensief voor zijn verdediging ingezet, hoewel ze elkaar niet kenden. Dat maakte indruk, want Menuhin was ook Joods en had tijdens de oorlogsjaren veel voor de geallieerde troepen opgetreden.
Na de denazificatie van Furtwängler, in december 1946, was Menuhin de eerste solist die met hem optrad
In de zomer van 1947 spelen ze het Brahms-concert in Salzburg en Beethoven in Luzern. Dat moeten emotionele gebeurtenissen geweest zijn. Maar met de Philharmoniker in Berlijn is toch nog een andere dimensie. Het was niet meer de hoofdstad van het Derde Rijk, maar inmiddels verdeeld in vier internationale zones met hoogoplopende spanningen. En bovendien had de 13-jarige Yehudi hier in 1929 een legendarisch debuut gemaakt met niet alleen Beethoven, maar ook nog de vioolconcerten van Brahms en Bach op één avond. En er speelden in 1947 ongetwijfeld nog musici in het orkest die dat hadden meegemaakt.
Menuhin als verzoener, als vredestichter. Hij zal die rol nog vaker spelen in zijn leven.
En dit Vioolconcert is daarvoor een ideaal medium.
Hoewel het inmiddels al een soort lijfstuk van hem geworden was, was de samenwerking met deze dirigent blijkbaar zo diepgravend en ideaal, dat hij verklaarde het niet meer met een ander te willen spelen.
Ze hebben het nog een keer samen in Londen opgenomen in 1953 en een jaar later overleed de grote Duitser. Sindsdien heeft Menuhin het gelukkig nog vaak en op veel plaatsen gespeeld maar misschien niet meer met dezelfde intensiteit en diepgang als tijdens die eerste naoorlogse Europese tournee.

Wat ik mooi aan de uitvoering vind is niet alleen de ongelooflijke levendige, gevarieerde, sprekende intense toon van de solist, maar ook de vrijheid die de dirigent neemt. Elk motief krijgt een tempo dat voor het karakter en het moment van het stuk passend blijkt. Op een wonderlijke manier ontstaat daardoor spontaniteit, een enorme zeggingskracht, maar ook een gevoel van eenheid. Een logisch verhaal van de paukenslagen in het begin tot na het slotaccoord.
Een voorbeeld uit het laatste deel moet ik er misschien nog even uitlichten. Het rondo-thema keert in deze finale vaak terug, eigenlijk steeds met dezelfde noten. Menuhin doet er niets bijzonders mee, lijkt het, maar toch klinkt het steeds weer als nieuw. Maar mijn lievelingsmoment is het mineur-thema waarin de viool een dialoog aangaat met de fagot. En wat Menuhin daarvan maakt is pure magie:

(en dan rond 3:00).

Zo'n opname kan inspireren, maar ik verheug me ook erg op de concerten deze week in Rotterdam, waar het stuk gaan spelen met Christian Tetzlaff en Robin Ticciati!

Overigens is The Gramophone onlangs met een nieuwe competitie begonnen, The Gramphone Hall of Fame. Er kan gestemd worden op de musici 'who have shaped the music on record'. De grote namen dus, zoals Casals, Horowitz, Heifetz, Callas, Caruso, noem maar op. Menuhin en Furtwängler zitten daar natuurlijk ook bij.
Het tijdschrift levert er ook een podcast bij waarvoor regelmatig musici commentaar op de namen en hun favoriete opnames leveren. Violist Daniel Hope is de eerste. Hij spreekt lovende woorden over Menuhin, maar legt ook uit waarom één enkel accoord van Arthur Rubinstein in een pianokwartet van Brahms zo uniek is. Voor de echte liefhebbers: http://www.gramophone.co.uk/features/focus/the-gramophone-hall-of-fame  





Geen opmerkingen:

Een reactie posten