maandag 12 mei 2014

Oratorium of opera?

Kan een atheïst een requiem componeren?
Mag een atheïst een requiem componeren?
Misschien moet je Verdi geen atheïst noemen, maar hij had erg weinig op met de kerk en op zijn minst grote twijfels over het katholieke geloof.
Toch dirigeerde hij zijn Requiem per Manzoni de eerste keer in de San Marco van Milaan, een jaar na de dood van de grote schrijver. Tijdens de mis, afgewisseld met ambrosiaanse gezangen.
Drie dagen later al volgde een herhaling op een steenworp afstand van de kerk, in de Scala.
Als concertstuk in een operagebouw.
Daar hoort het helemaal thuis.
Al is het dan geen opera, er is zeker sprake van drama.
In de melodieën, de effecten, de harmonieën, komen zijn grote opera's voortdurend om de hoek kijken.
Ook de opera's die hij nog zal gaan schrijven, zoals de stormscene aan het begin van Otello, die net zo dreigend is als het Dies irae. Of zelfs de manier waarop hij de fuga, Libera me, tegen het eind van de mis opzet. Ik weet niet of het erg op elkaar lijkt, maar ik moet steeds weer aan de beroemde slotfuga uit Falstaff denken: Tutto nel mondo è burla.
Maar het laatste oordeel en de eeuwige zielerust is bepaald geen grap.
Zeker niet voor de sopraan en de mezzo die samen het Agnus Dei moeten inzetten, onbegeleid, in octaven..


Verdi wist voor wie hij componeerde, in dit geval Teresa Stolz en Maria Waldmann. Stolz was zijn favoriete Elisabeth (Don Carlo) en Waldmann de ideale Amneris (Aida), met een rijk en donker laag register.
Camilla Nylund, onze sopraan, kennen we al als een prachtige Elisabeth bij DNO,en Karen Cargill liet in Mahler 3 (O Mensch, gib acht) al eens horen welk laag register zij in huis heeft. Dat komt dus wel goed.
Verdi wilde zangers met persoonlijkheid, met het vermogen een karakter over te brengen.
In het Kyrie eleison mogen ze zich een voor een presenteren.
Competitie?
Heer ontferm u over ons.
Heb mededogen.

Het zijn niet alleen de zangers die een lastige klus hebben te klaren. Ook voor de cellogroep zit er een gevaarlijke passage in, meteen aan het begin van het Offertorio.
Beginnen op een losse C-snaar, waarvan je mag hopen dat die nog van iedereen even zuiver is, en binnen een paar tellen meer dan drie octaven stijgen; we gaan ervoor.

Het is wel een merkwaardig begin van een offertorium.
Vanuit de onderwereld, de profundo lacu, naar het heilige licht, in lucem sanctam ?
Ofwel de de doden tot leven wekken, de morte transire ad vitam.
Voor Manzoni was dat een religieuze realiteit, Verdi kan misschien ook nog wel gedacht hebben aan de literatuur en het gedachtegoed van de schrijver, dat moet voortbestaan.
In geloofszaken vertegenwoordigden beide heren twee uitersten, op politiek niveau zaten ze erg op één lijn bij de vorming van de Italiaanse natie, die in de 70-er jaren nog in de kinderschoenen stond.
Overigens prachtig hoe Karajan, een van de grote Verdi-dirigenten, hier het tempo voor de volgende cello-melodie vertraagt: Libera animas.
En wie herkent Pavarotti aan zijn uiterlijk?

Opera of oratorium, dat blijft de kwestie.
Verdi mag de solopartijen dan op specifieke zangers geschreven hebben, en daarmee ook wel de karakters bepaald, echte rollen zijn het natuurlijk niet.
Desondanks zijn er toch regisseurs mee aan de haal gegaan, zoals Achim Freyer in Berlijn.
Hij geeft ze wel alle vier een naam: Der Weisse Engel, Der Tod-ist-die-Frau, Einsam en der Beladene.
Zijn visie op het stuk is op zijn minst interessant:
Giuseppe Verdi bezeichnete den Tod einmal als »die größte Katastrophe des menschlichen Lebens«. Wie in seinen Opernwerken stellt er auch in seiner MESSA DA REQUIEM den Menschen und seine innere Wirklichkeit in den Mittelpunkt. Seine Totenmesse ist nicht für den Kirchenraum bestimmt, sondern für die Welt – Verdi gibt dem Text der lateinischen Liturgie eine menschliche Antwort. Mit jener musikalischen Dramatik, die man aus seinen Opern kennt, beschwört er die Schreckensbilder von Tod, Endzeit und Verdammnis durch ein gigantisches Tableau intensiver Gefühle: Angst, Zorn, Schmerz, Trauer und Sehnsucht nach Erlösung. Verdi rührt an Geheimnisse unserer Existenz. Seine Musik lässt uns ahnen, dass es für Trost keine Gewissheit, für Hoffnung keinen anderen Grund gibt als uns selbst.


Voor hoop is de mens niet op God maar op zichzelf aangewezen.
Zo zullen de meeste luisteraars in 1874 dat niet ervaren hebben.
De nadruk die bij Verdi ligt op het Dies irae, dat steeds weer terugkeert, en het Libera me, waarmee de mis eindigt, kan duiden op een fascinatie en angst voor de dood, zonder de troost van een God.
Wat bij ons de balans in de richting van het spirituele kan laten overhellen is de keuze voor het koor, Collegium Vocale, dat juist een grote reputatie op het gebied van kerkelijke, en oude, muziek heeft.
Ik herinner me nog die prachtige Bruckner-motetten die ze begin dit seizoen bij ons zongen.
En Verdi schrijft een veelkleurige koorpartij.
Veelal sotto voce, zoals in het begin, il più piano possibile. 
Het anonieme volk tegenover de solisten, die zich forte, ben legato, largo, pesante, komen voorstellen.
Het is maar even dat ze zich in het eerste deel mogen laten gaan.
Die kans komt natuurlijk in  het Dies irae, waar het koor boven het orkestgeweld moet zien uit te komen.
Maar ook in dit deel moeten ze hun allerzachtste dynamiek bereiken: estremamente piano, pppp, con voce cupa e tristissima. De mezzo-sopraan heeft net gezongen over het boek dat is opengeslagen, waarin ieders zonden beschreven staan voor de dag des oordeels. Dies irae. Drama!
Het sotto voce, parlando, in het Offertorio vraagt (vanaf 7:54 in het vorige fragment) om een sterke tekstoverdracht.
En natuurlijk het magische moment waarop het orkest zwijgt en koor en de sopraansolist het begin terug laten komen: Requiem eternam. Eeuwige rust, maar ook kippenvel (7:00):

Een repetitiefragment met Abbado, nog zo'n Verdi-maestro, waarin blijkt dat er ook bij deze muziek gelachen kan worden. Caballe laat wat hoge noten schieten en de televisie kiest op een gegeven moment voor meer verleidelijke beelden.

Genoeg  momenten om ons op te verheugen deze week en een must voor de koor-liefhebbers!
Ter afsluiting nog het hele laatste deel door mijn persoonlijke favoriet, die deze week honderd jaar geworden zou zijn, Carlo Maria Giulini:

Het stuk eindigt met Libera me.
pppp, morendo.
Verdi zoekt naar bevrijding, naar verlossing.
Maar waarschijnlijk toch niet bij dezelfde God als Manzoni.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten