zondag 11 april 2010

Biedermeier (Schubert IV)

Als mensen me vragen wat voor soort muziek Onslow eigenlijk is, blijkt het lastig om te karakteriseren.
'De Franse Beethoven' werd hij genoemd, maar in dit kwintet heeft hij meer weg van Schubert. Mendelssohn noemde iemand laatst. Aantrekkelijke melodieën, voor iedereen wat leuks, virtuoos maar ook met charme. 'Biedermeier' zou je het misschien kunnen noemen, maar dan zonder de negatieve bijklank van braaf, zoetig.

Als je Biedermeier, als culturele stroming, op internet (wikipedia) opzoekt wordt juist Schubert genoemd als componist. Zo werd hij vroeger ook vaak gezien. Een brave componist waarbij de liederen moeiteloos uit de pen vloeiden. En qua periode klopt het ook wel. Tijdens het Weense Congres in 1815, als Napoleon verslagen is, Europa opnieuw verdeeld en de oude orde hersteld wordt, bereikt Schubert zijn 18de levensjaar. Maar de emotionele diepgang die Schubert weet te bereiken, inclusief alle innerlijke conflicten, vraagt toch om andere stijlbegrippen.

Des te verrassender om dan in een artikel van J.M.Gingerich uit 2000 (Remembrance and Consciousness in Schubert's C major Quintet) die Biedermeier-associatie aan te treffen en dan nog wel met een van zijn meest originele en persoonlijke werken. Gingerich ziet het kwintet juist als een stuk van grote tegenstellingen.
Laat ik even zijn openingszin citeren: "In his C-Major String Quintet, Schubert wrote music of temporal extremes unprecedented in his instrumental works. He used these temporal extremes to evoke extreme existential states, and in the last movement he brought them to bear on each other in a way that reveals a divided self-consciousness new to his time and situation." En zo gaat hij nog even verder. Interessant vond ik zijn idee dat de finale het culminatiepunt is, terwijl meestal de nadruk wordt gelegd op het eerste en vooral tweede deel als zwaartepunt. Ik weet niet zo goed wat ik met dat verdeelde zelf-bewustzijn aan moet, maar zie wel dat Schubert twee uitersten van zichzelf laat zien. Aan de ene kant de passages waarin hij in heftige woede uitbarst, fel protesteert, obsessief motieven herhaalt. En aan de andere kant voorstellingen van een ideale wereld, zonder obstakels, moeiteloos, als in een mooie droom.
Het tweede thema in het eerste deel, met de melodie in de twee cello's, is zo'n moment. En juist daar gebruikt Gingerich de associatie met Biedermeier: "The music has arrived, it has found shelter; it is home. I use this domestic image advisedly, for there is something of the Biedermeier about the second theme. (...) it just leisurely, with the greatest of comfort, security, and self-possession, walks about the house, peers here and there, sits down now in this overstuffed chair (this key), now in that."
Maar dat huiselijke Biedermeier-gevoel werkt natuurlijk extra wrang tussen alle rauwe werkelijkheid eromheen. Als herinnering aan iets moois wat verloren is, onbereikbaar.

De combinatie van Schubert en Onslow in één programma kan laten horen hoe uitzonderlijk de muziek van Schubert is temidden van de muziek waar zijn tijdgenoten naar luisterden. En die toen vaak meer succes had. En een componist als Onslow, lange tijd totaal vergeten, verdient zeker een herwaardering, voor de kwaliteiten van zijn composities. Biedermeier of niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten